Zo nu en dan ontvangt de Stichting NDSM-Herleeft prachtige verhalen van oud werknemers of hun nabestaanden. Zowel verbaal als per brief en in toenemende mate per e-mail. Hieronder staan een paar van deze verhalen.
Bob de Kreek – Nederland
Toen ik 1973 op de Afdelingskas van de NDSM ging werken werd er aan mij verteld dat er ongeveer 6 duizend mensen op het werfterrein werkten.
Voor zover mijn herinnering nog correkt is waren dat 4 duizend man in dienst van de NDSM, ongeveer duizend man via de firma Tehnomont en nog eens duizend man van alle onderaannemers. Na 2 jaar lang dagelijks de ziekmeldingen per telefoon te hebben aangenomen kende ik van bijna duizend mensen naam en personeelsnummer uit mijn hoofd.
Gelukkig ben ik in de loop der tijd het merendeel weer kwijtgeraakt maar een enkel nummer zwerft om volstrekt onduidelijke redenen nog steeds in mijn hoofd zoals bijvoorbeeld 70102 Zakari Loukil.
Mijn eigen nummer was 02297 en dat van mijn vader 02295. Van Piet Kint uit Purmerend was het 02205 weet ik ook nog. Wat een nutteloze informatie een mens blijft onthouden. Ik zal ook nooit het prachtige grote boek vergeten waarin de personeelsnummers werden ingeschreven op de afdeling personeelszaken bij mevrouw van Ingen (ook wel tante Ida genoemd door velen).
Ik heb na de NDSM nog diverse andere werkgevers gehad, die ik vanwege financiële problemen bij deze bedrijven telkens weer moest verlaten tot de gemeente Amsterdam mij in 1994 vastigheid wist te bieden tot ik ook daar ben weg gereorganiseerd in 2006.
Van al die werkkringen is de NDSM mij toch het dierbaarst geweest omdat je (ook al werkte je op kantoor) in je idee met z’n allen iets groots aan het doen was.
Dank voor jullie geweldige inzet om dat soort herinneringen leefbaar te houden en ik wens jullie het allerbeste voor de toekomst.
Harry Fokkens – Nederland
Nederlandse scheepsstoelen gered in WO II uit handen van Duitse bezetter
Mijn vader (Klaas Fokkens, red.) (1902 – 1999) werkte van 1933 t/m 1967 als schipper op de werfsleepboten van de grote scheepsbouw- en reparatiewerf de NDSM te Amsterdam-Noord. Toen in mei 1940 Nederland capituleerde in de oorlog tegen Duitsland en de Duitsers ons land bezetten, vorderde de Duitse marine vele Nederlandse zeegaande vissersschepen zoals trawlers enz.
Deze werden verbouwd tot kleine oorlogsschepen zoals patrouillevaartuigen, mijnenvegers, mijnenleggers enz. Ook veel binnenvaartschepen werden ingepikt en omgebouwd tot landingsvaartuigen, door de voorsteven te vervangen met neerklappende afritten. De bedoeling was, om een invasie uit te voeren op de stranden van Engeland, wat achteraf nooit is uitgevoerd. De Duitse soldaten en matrozen, die toen door Amsterdam marcheerden, zongen trots: “Wir fahren gegen Engeland” enz. Ik hoor het nog.
Onder toezicht van gewapende soldaten, werd door de werfarbeiders de gehele inventaris uit de schepen gesloopt en tijdelijk opgeborgen in loodsen op de wal. Maar in die tijd nam men het niet zo nauw met het “mijn en dijn”, want zei men, “Ze hebben onze schepen met alles er in en op ingepikt , dus jongens als de kans er is en je kan het gebruiken, pakken we het gewoon weer terug”. Zo zag mijn vader daar 2 mooie stevige scheepsstoelen op een trawler staan en wist die aan boord van zijn sleepboot te smokkelen. Hij mompelde in zich zelf: “Jongens, jullie gaan niet in de krieg en straks op de bodem van de Noordzee, maar gaan mooi mee naar ons huis daar is het beter voor jullie”.
En zo is het gegaan en hebben beide stoelen tot grote tevredenheid jaren lang in de keuken gestaan van mijn ouderlijk huis te Landsmeer. Op het laatst waren de rieten zittingen versleten en spijkerde mijn vader er een plankje over heen. Toen mijn vader oud werd en alleen was overgebleven en tenslotte in een verzorgingshuis ging wonen kwam jaren geleden mijn dochter in het bezit van de stoel op de foto. Zij heeft de stoel toen op laten knappen en door een vakman is de rieten zitting weer in ere hersteld en wordt ze nog steeds bij haar thuis in Hoorn tot volle tevredenheid dagelijks gebruikt.
Onder de zitting is een plaatje aangebracht met de naam van de fabriek, nl. “Peiffer`s Machinale Stoelenfabriek Rotterdam” en in het hout is gegraveerd “XII – 33”. Ik neem aan dat dit betekent “december 1933”, dus is de stoel nu al ruim 83 jaar oud en een bewijs van degelijk Nederlands fabrikaat.
Bij de Kamer van Koophandel in Rotterdam hebben wij navraag gedaan over deze fabriek. Maar helaas konden zij, over deze niet meer bestaande fabriek, niets meer in hun archief terug vinden.
Zou dat door het bombardement op Rotterdam in mei 1940 gekomen zijn?

Schipper Jan Krijnen
Tiny de Beer – Nederland
In het oude kantoorgebouw grenst de deur van onze afdeling dicht aan de buitendeur. Dat had tot gevolg dat er enige aanloop was ontstaan. Zo ook schipper Jan Krijnen, dat was een vrolijke binnenkomer. Op een gegeven moment kwam hij met het voorstel aan de dames of ze een keer met hem mee wilden varen als er een tewaterlating op til was. Wij meteen akkoord ! Zogezegd, zo gedaan.
Er stond een tewaterlating op het programma en schipper Krijnen kwam zijn meisjes ophalen. We werden naar een gunstige plek op het IJ gevaren in afwachting van de komende gebeurtenissen. Heel spannend ! Daar kwam het schip de helling af – steeds sneller. Er ontstond een huizenhoge golf water, geluiden van de ankerketting – sleepboten van de firma Goedkoop erop af om het schip vast te maken en naar de ligplaats te slepen. Het was een geweldige belevenis. Daarna werden we weer veilig naar de steiger terug-gevaren.
Ruud van der Sluis – Alkmaar, Nederland
Ik heb als kind bij de NDSM verscheidene tewaterlatingen meegemaakt. Wat mij altijd is bijgebleven is dat mijn vader op een keer na thuiskomst schaterend van het lachen vertelde over een tewaterlating, waar ik overigens niet bij was, en waar toen nogal wat hilariteit was ontstaan. Binnen elke gemeenschap is wel een grappenmaker te vinden en dit was uiteraard ook bij de NDSM zo.
Wat was het geval, een der werknemers was voorzien van een verlengsnoer met over de contrastekker, dus het deel met de gaatjes, een zakdoek gespannen. Hij begaf zich met het snoer achter zich aan slepend tussen de aanwezig bezoekers en wekte de indruk een radioverslaggever te zijn. Volgens mijn vader werd er door de “geïnterviewden” heel serieus op de gestelde vragen geantwoord. Dit tafereel zorgde voor veel hilariteit onder de toekijkende wernemers die in afwachting waren van de stapelloop.
Rob Kemperman – Nederland
Wat is het verschil tussen een schip en een boot?
Tussen 1953 en 1967 woonde ik op de grootste scheepswerf, de NDSM, in Amsterdam. Mijn vader was daar de bedrijfsverpleger. Tussen 1960 en 1966 werkte ik als vakantiewerker op diverse sleepboten van dit bedrijf, genaamd Shipdock 1 t/m 10. De andere twee grote Shipdocks, ik geloof vanaf 20, kwamen later.
Schipper Jan Krijnen, als je hem voor het eerst ontmoete, was aanvankelijk een stugge man die pas los kwam wanneer hij inzag dat iemand zich echt voor zijn werk interesseerde en dan was hij niet meer te houden. Hij leerde mij, met veel geduld, veel over het leven en werk aan boord van een sleepboot en vooral over het voorzien van de gevaren op het water.
Duidelijk varen, zodat anderen jouw bedoelingen op tijd weten was wet nummer één! Verder leerde hij mij bijna alles op het gebied van varen, de veiligheid en regels, onderhoud, touwsplitsen en vele andere belangrijke zaken. Als vervend watersport liefhebber heb ik aan die ervaringen veel overgehouden en deze zelf aan anderen doorgegeven.
Tijdens een werkvakantie stelde ik de vraag, “Wat is het verschil tussen een schip en een boot?” aan de toen bijna gepensioneerde Shipdock schipper Krijnen. Zijn antwoord was simpel: “Het verschil is dat de grootste boot nog altijd op het kleinste schip past”. Tevens zei hij dat er voor een echte zeeman alleen maar zeilboten, sleepboten en vrachtboten bestaan en sprak hij minachtend over rondvaartboten en passagiersschepen. Die behoorde tot het type vleesboten. Tot de uitzonderingen behoorde de ponten.
Een schip was voor hem pas een supertanker wanneer 1 voetbalveld breed en minimaal twee voetbalvelden lang.
Overigens heeft Schipper Jan een prachtig cadeau voor het toen nieuwe privé jacht, de Groene Draeck, van onze Koningin gemaakt, namelijk een touw geknoopte mat voor op de vloer in haar kajuit.
Daar moest ik het dan mee doen.
W. Otto Stienstra – Nederland
Al surfend over NDSM Werfmuseum, kwam ik bij een artikel van de machinefabriek.Dit artikel ging over de nieuwe gereedschapmakerij in een Werfbode. Ik werkte daar toen, mijn baas was toen Thomas en de voormannen waren Co Jutte en Heijnen. Ik zag mijn naam genoemd naast die van Bertus Scheele, wij staan aan de werkbank, links Bertus Scheele schuin t.o. hem Otto Stienstra en geheel rechts van Bertus staat Koos Kuit die kwam uit Bussum.
Dit ter aanvulling: de foto is van 23 Mei 1960 ik was toen nog 20 jaar in oktober heb ik de NDSM verlaten. Ik heb de leerschool doorlopen en de nijverheidsschool de Eenheid. Mijn leraren waren toen Giersbergen en Visser dat waren toppertjes, daar leerden je wat van, ik heb goede herinneringen aan die tijd.
Rene Blokker – Nederland

1964 tekenkamer werktuigbouw Werf West
Na bankwerker, ben ik gevraagd voor de tekenkamer werktuigbouw (WTB), ik moest dan wel verder leren middels de avond –MTS, 3 avonden in de week.
Nadat een deel van de tekenkamer WTB verhuisde naar werf Oost, ze kwamen dus bij de nieuwbouw scheepstekenkamer te zitten, ben ik verhuisd naar het reparatiekantoor werf West waar we introkken bij de daar gevestigde scheepsreparatietekenkamer (bij Holewijn, Steensma, Krul, Mulder,…).
Daarna heb ik ook nog een jaar denk ik, als begroter werktuigbouw gewerkt op de calculatie afdeling (Brinkman was de chef WTB) die toen gevestigd was in het nieuwe hoofdkantoor. Volgens mij werd daar ook weer de tekenkamer werktuigbouw gevestigd (of was dit apparatenbouw geworden?).
Rob Bakker – Cambridge, Canada.
Ik werkte bij de NDSM van 1955-1957 op de leerschool. Hierna ben ik naar Canada gegaan. Jammer dat er niet veel van de leerschool is te vinden.
Het eerste jaar had ik meneer van Giersbergen (de kale). Deze man was streng maar goed en daar heb ik leren vijlen. V blok, passers, hamers en nog meer moesten wij maken. Als je iets verkeerd had gedaan dan pakte hij je bij je oor en zei: wat staat daar op dat bord? We hadden ‘n groot bord aan de muur en daar stond op “denk aleer gij doende zijt en doende denk dan nog”. Ik heb dat gezegde hier veel gebruikt.
Het tweede jaar had ik meneer Visser, ‘n hele rustige man met zwart haar. Hierbij hebben wij andere dingen geleerd n.l. hakken met beitels en een gereedschapskistje maken.
Meneer van Dijl was het hoofd van de leerschool. Wij begonnen op het oude gedeelte van de NDSM en toen kregen wij de nieuwe leerschool. De school was tussen het dok en de scheepsbouw. Ik hoop dat deze informatie een klein beetje mag helpen.
(Noot v.d. red. wat betreft de bedoelde locatie van de nieuwe leerschool, ook wel bedrijfsschool genoemd maar formeel het Opleidingsinstituut de Eenheid, waren de theorielokalen en sportzaal inpandig in de koperslagerij. In 2009 is het volledige net gerestaureerde pand dat toen was gevestigd aan de mt Lincolnweg hoek tt Vasumweg door een uitslaande brand verloren gegaan).
Hans Jansen – Guelph, Ontario, Canada
“Mijn vader Adrianes (Janus) Jansen heeft zijn 40 jarig jubileum bij de NDSM gehad in 1965. Waarschijnlijk kwam hij naar Amsterdam in 1924 van Kinderdijk, waar hij geboren was in 1905. Hij stierf in 1988 in Amsterdam.
Van de ooms heb ik geen informatie, van neven nog minder. Janus Jansen werd een specialist op het gebied van pokhouten lagers voor de schroefassen van de schepen die naar de NDM-NDSM kwamen. Dit was een van de dingen die door de Modelmakerij werd gedaan.
Janus Jansen (vader), modelmaker, woonde in Tuindorp Oostzaan. Arie jansen (oom), ijzerwerker, woonde ook in Tuindorp Oostzaan. Willem Jansen (oom), machinebankwerker, woonde aan de Oostzanerdijk. Elbert Jansen (oom), vormer in gieterij, woonde ook aan de Oostzanerdijk. Elbert Jansen (neef), controleur in machinekamer, woonde in Tuindorp Oostzaan.
Ikzelf heb het ambacht van houtmodelmaker geleerd op de N.D.S.M. Nijverheidsschool
“De Eenheid” en was daar klaar mee op 1 Juni 1953 waarna ik op het “Dok” heb gewerkt tot ik naar Canada emigreerde in Juli 1955.
Ik kan helaas mijn personeelsnummer niet herinneren.”